Lezingen van zaterdag 19 april 2025
Eerste lezing Uit het boek Exodus 14,15-31.15,1a.
In die dagen sprak de Heer tot Mozes: ‘Waarom roep je mij te hulp? Zeg tegen de Israëlieten dat ze verder trekken.
Jij moet je staf geheven houden boven de zee en zo het water splijten,
zodat de Israëlieten dwars door de zee kunnen gaan, over droog land.
Ik zal de Egyptenaren onverzettelijk maken zodat ze hen achterna gaan,
en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger,
zijn wagens en zijn ruiters, ten val te brengen.
De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de Heer ben, als ik in mijn majesteit de farao,
met al zijn wagens en ruiters, ten val heb gebracht.’
De engel van God, die steeds voor het leger van de Israëlieten uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op.
Ook de wolkkolom die eerst voor hen uit ging stelde zich achter hen op,
zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten kwam te staan.
Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht.
Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen.
Toen hield Mozes zijn arm boven de zee, en de Heer liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht
een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land.
en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land;
rechts en links van hen rees het water op als een muur.
De Egyptenaren achtervolgden hen, alle paarden en wagens van de farao
en al zijn ruiters gingen achter hen aan de zee in.
Maar in de morgenwake keek de Heer vanuit de vuurzuil en de wolkkolom neer
op het Egyptische leger en zaaide paniek onder hen.
Hij liet de wielen van de wagens vastlopen, zodat de Egyptenaren de grootste moeite hadden
om vooruit te komen. ‘Laten we vluchten!’ riepen ze.
‘De Heer steunt de Israëlieten, Hij strijdt tegen ons!’
De Heer zei tegen Mozes: ‘Strek je arm uit boven de zee; dan stroomt het water terug,
over de Egyptenaren en over al hun wagens en ruiters.’
Mozes gehoorzaamde, en toen de dageraad aanbrak, stroomde de zee terug
naar haar gewone plaats. De Egyptenaren vluchtten het water tegemoet,
de Heer dreef hen regelrecht de golven in.
Het terugstromende water overspoelde het hele leger van de farao, al zijn wagens
en ruiters, die achter de Israëlieten aan de zee in gereden waren;
niet een van hen bleef in leven.De farao van Egypte
Maar de Israëlieten waren dwars door de zee gegaan, over droog land,
terwijl rechts en links van hen het water als een muur omhoogrees.
Zo redde de Heer de Israëlieten die dag uit de handen van de Egyptenaren.
Toen ze de Egyptenaren dood langs de zee zagen liggen en het tot hen doordrong hoe krachtig
de Heer tegen Egypte was opgetreden, kregen ze ontzag voor de Heer en stelden ze hun vertrouwen in hem en in zijn dienaar Mozes.
Toen zong Mozes, samen met de Israëlieten, dit lied ter ere van de Heer:
Psalm
Uit het boek Exodus 15,1b-2.3-4.5-6.17-18.Ik wil zingen voor de Heer,
zijn macht en majesteit zijn groot!
Paarden en ruiters wierp Hij in zee.
De Heer is mijn sterkte, Hij is mijn beschermer,
de Heer kwam mij te hulp.
Hij is mijn God, Hem wil ik eren,
de God van mijn vader, Hem loof en prijs ik.
Zijn naam is Heer, Hij is een krijgsheld.
De wagens van de farao slingerde Hij in zee.
Daar, in de Rietzee, verdronk het leger,
zijn beste officieren kwamen om.
Wild kolkend water overspoelde hen,
ze verdwenen in de diepte, zonken als een steen.
Uw hand, Heer, ontzagwekkend in kracht,
uw hand, Heer, verplettert de vijand.
U brengt hen naar de berg die uw domein is, Heer,
en daar zult U hen planten,
in uw eigen woning, het heiligdom door U gebouwd.
De Heer is koning voor eeuwig en altijd!
Evangelielezing
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 24,1-12.Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf,
met de welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden.
Zij vonden de steen weggerold van het graf,
gingen binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.
Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken, stonden er plotseling twee mannen voor hen in een stralend wit kleed.
Toen zij van schrik bevangen het hoofd naar de grond bogen, vroegen de mannen haar:
'Wat zoekt ge de levende bij de doden?
Hij is niet hier, Hij is verrezen. Herinnert u, hoe Hij nog in Galilea tot u gezegd heeft:
De Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden
en aan het kruis geslagen, maar op de derde dag verrijzen.'
Zij herinnerden zich zijn woorden,
keerden van het graf terug en brachten dit alles over aan de elf en aan al de anderen.
Het waren Maria Magdalena, Johanna en Maria, de moeder van Jakobus;
de andere vrouwen die met hen waren vertelden aan de apostelen hetzelfde.
Maar dat verhaal leek hun beuzelpraat en zij geloofden het niet.
Toch liep Petrus ijlings naar het graf, bukte zich voorover, maar zag alleen de zwachtels.
Daarop ging hij terug, verbaasd nadenkend over hetgeen er gebeurd was.
Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling & vernieuwingen
Om de bijbellezingen iedere morgen in Uw mailbox te ontvangen, kunt u zich hier inschrijven : dagelijksevangelie.org